index Zee-ezel
index etymologie



Waarom heet de tapuit ‘tapuit’?


tapuit (foto: Wikipedia)

tapuit 
(Oenanthe oenanthe) 
foto: Wikipedia 



Van Dale’s Groot etymologisch woordenboek schrijft dat de tapuit vermoedelijk zo is genoemd ‘vanwege het herhaaldelijk bukken’.1 De tapuit is een rusteloze vogel, die vaak met zijn staart wipt en ‘buiginkjes’ maakt. Volgens Van Dale is het eerste deel van tapuit het werkwoord tappen.

De tapuit is een zangvogel van open terrein: hij overwintert op de Afrikaanse savannen en broedt bij ons vooral in de duinen en op de hei. Hij nestelt vaak ik konijnenholen, net als de bergeend.
Het gaat helemaal niet goed met onze tapuit. In de jaren zeventig was het nog een vrij algemene broedvogel; toen broedden er nog enkele duizenden paartjes in Nederland, nu minder dan 250!

De vroegste vermelding van het woord tapuit dateert uit de 18e eeuw. Uit die tijd komt ook de eerste vermelding van de naam tapier ‘tapuit’. Volgens mij is tapuit ontstaan uit tapier en is het een woordgrapje, net als koekuit en schuifuit.2 Het is een knipoog naar het werkwoord (uit)tappen ‘(uit)schenken (van drank)’.3

De vogelnaam tapier doet denken aan de vogelnaam klauwier, want in beide woorden zit het achtervoegsel -ier. De woordkern tap- in tapier zal de stam van het werkwoord tappen (of *tapen?) zijn. Maar daarmee zal niet het tappen van drank zijn bedoeld; het zal hier gaan om een verouderde betekenis van tappen.4


 

In Jacht-bedryff, een geschrift over de jacht in het Hollandse duingebied uit ± 1636, wordt de tapuit tuimelaar of toppe genoemd:


TUIJMMELAER oft TOPPE

Is een somer-tocht-vogelken [zomergast], komt met de swaluwen ende vertreckt met de selve: is bont van veeren. Houden haer hier te lande meest ontrent de duijnen ende geestlanden [geestgronden], al waer mede inde konijnsholen nesten maecken; zijn grooter als een musch ende kleijnder als een spreeuw. Leggen 4 a 5 eijeren. Werden in Engelandt Whitetales dat is witsteerten genoemt, werden daer met foretten [fretten] uijt de konijnsholen gedreven ende dan met merlins [smellekens; het smelleken is een kleine valkensoort] gevangen, welcke merlins uijt Irlandt gebracht werden, ende is de kleynste soorte van alle jacht oft roof-vogels. Wert geseijt een seer plaisante jacht te zijn, ende eijgentlijck voor de vrouwen.

 

1 Vandaar de naam tuimelaar.
2 Koekuit, letterlijk ‘kijk uit!’ (het werkwoord koeken is een variant van kijken), is een schertsnaam voor de koekoek.
   Schuifuit ‘oehoe’ (een heel grote uil) is een humoristische vervorming van het Franse woord chouette.
3 Maar je breekt tapuit niet af als tap/uit, maar als ta/puit. De a in tapuit kan op twee manieren worden uitgesproken, namelijk zoals in /taap/ en zoals in /tap/.
4 Misschien is er een verband met het Middelnederlandse werkwoord taperen ‘beven; spartelen’ (grondbetekenis ‘op en neer bewegen’; dan vanwege het staartwippen, de buiginkjes e.d.), misschien met het Engelse werkwoord to tap ‘tikken’ (dan vanwege de roep, het lijsterachtige ‘takken’: tak-tak).

 

Literatuur:
Van Dale Etymologisch woordenboek. 2e druk, 1997.
K.J. Eigenhuis, Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen. 2004.
SOVON, Vogelbalans 2010.



Etymologiebank: naar het lemma tapuit op Etymologiebank.nl.
Op de website van Vogelbescherming Nederland kun je de tapuit horen en zien.
Op de website van de RSPB staat een klein clipje van een staartwippende wheatear (tapuit).
Natuurbericht.nl: de Tapuit sterft uit.
Natuurbericht.nl: bijna uitgestorven, de tapuit.
Naar alle vragen aan Zee-ezel.
Naar het HOME van de Surfspin.


Geplaatst op 26 april 2011, het laatst gewijzigd op 23 december 2013.

© Surfspin 2011-2013