index Zee-ezel



Woordenschatoefening: OP DE CATWALK



(1) Schrijf een rijtje woorden voor lopen op het bord, bijvoorbeeld:

schuifelen
benen
sjokken
slenteren
wandelen
snelwandelen (de sport: /snélwandelen/)
schrijden
strompelen
huppelen
kuieren
sprinten
drentelen
marcheren

(2) Kies een werkwoord uit het rijtje en vraag een leerling om voor de klas het bijbehorende loopje uit te beelden.

(3) Hoe? Probeer het werkwoord (de manier van lopen) met de klas in woorden te vangen.

Bijvoorbeeld:
schrijden – langzaam, deftig
marcheren – tegelijk
slenteren – langzaam, sloom

(4) Zet de antwoorden in een woordspin ‘lopen’ op het bord.

(5) Wie? Aan wie denk je bij het werkwoord?

Bijvoorbeeld:
schrijden – minister, koning
marcheren – soldaten
slenteren – een jongen (?)

(6) Zet de antwoorden weer in de woordspin.

(7) Kies een nieuw werkwoord en herhaal de stappen.

(8) Als je genoeg woorden behandeld hebt, bekijk je met de klas de woordspin. Benoem verbanden: synoniemen, antoniemen, de woorden met bijvoorbeeld ‘langzaam’.

(9) De leerlingen nemen de woordspin over in hun schrift.

(10) Teken de woordspin op een vel A3 (of laat het doen) en hang dat in de klas.



Zee-ezel: wat is het antoniem van benen?
Naar alle vragen aan Zee-ezel.
Naar het HOME van de Surfspin.


Geplaatst op 29 september 2014, gewijzigd op 8 oktober 2014.

© Surfspin 2014