index Zee-ezel
index etymologie


In de prut stonden vier mannen met opgerolde broekspijpen.
(Tommy Wieringa, Caesarion, 2009.)

Wat is prut?


Tonnen organisch materiaal waren tot aan het terras opgestuwd, het strand was er geheel onder verdwenen. Alles schuim, chaos. In de prut stonden vier mannen met opgerolde broekspijpen.

Op het strand ligt een dikke laag algen. Dat is de ‘prut’ die Ludwig Unger, de ik-figuur van de roman Caesarion, bedoelt. Je zou prut hier kunnen vervangen door drab of smurrie of eventueel brij.

Prut is een onomatopee (een klanknabootsend woord), betekent dus eigenlijk ‘iets dat het geluid /prut/ maakt’. Pruttelen, met het zogeheten frequentatiefsuffix -elen, is ‘herhaaldelijk het geluid /prut/ maken’ /prut-prut-prut/, zoals soep die staat te pruttelen op het vuur.
Prut is te vergelijken met plomp en plons, van het geluid dat je hoort als je een steen ‘in de plomp’ gooit of als je in het water plonst.

 

In de Zaanstreek is prut een gewoon woord voor ‘modder’. Die betekenis laat zich gemakkelijk verbinden met de betekenis ‘drab, brijachtige substantie’. Volgens Van Dale zijn prut in de specifieke betekenis ‘modder, slik’ en koffieprut ‘koffiedik’ (met -prut ‘drab’) ‘gewestelijk’, m.a.w. dialectisch.

 

Literatuur:
Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Zie prut,II pruttelen en plomp.II
Etymologisch woordenboek van het Nederlands (EWN), deel Ke-R. Zie prut. Te raadplegen op Etymologiebank.nl.
Nicoline van der Sijs (samensteller) (2010), Etymologiebank, op Etymologiebank.nl.
Frans Debrabandere, Brabants etymologisch woordenboek, 2010. Zie prut 1 en frut.



Zee-ezel: wat was een prutboer?
Zee-ezel: het woord moddig in Aafjes dagverhaal.
Naar alle vragen aan Zee-ezel.


Geplaatst op 22 mei 2014, gewijzigd op 18 juli 2014.

© Surfspin 2014